Cler. Luik, I. 1500 (1500-1523) Den Bosch Heer Roeloff die Vries, heer Roelof dy Vries, heer Roelff die Vryese, werd waarschijnlijk in Den Bosch geboren als zoon van Arnt Roelof Arnts die Vries(e) en van Lysbeth Jan Arnts vanden Hove. De familie Die Vries was een bakkersfamilie die al sinds de tweede helft van de veertiende eeuw in Den Bosch woonde. Andere leden van de familie woonden omstreeks 1400 te Veghel. Heer Roelofs overgrootvader Arnt die Vries was een zoon van Roelof vander Hazeldonc. Zowel Arnt als zijn broer Jan die Vries oefenden omstreeks 1400 in Den Bosch het beroep van bakker uit. Een andere verwant, Willem die Vries, was eveneens bakker en overleed reeds vóór 1396. Vermoedelijk was hij een oom van Arnt en Jan. Willem die Vries had een zoon Peter die eveneens bakker was en die getrouwd was met Margriet, dochter van Jacop Henricx Goes. Op 6 december 1396 ging Peter samen met Lysbeth, Margriets zuster, en met twee van haar ooms een erfdeling aan van de goederen van wijlen Henric Goes, Margriets grootvader. Zowel Peter als Margriet leefden nog in 1414 toen de vrouw van Arnt die Vries in aanwezigheid van onder andere Margareta, uxor Petri Vrieze, pistoris, haar testament maakte. Peter en Margriet hadden een dochter Hilleken die omstreeks 1430 wordt genoemd als vrouw van Dirc Nerinc. Misschien hadden ze ook een zoon Willem want een Jan Willems die Vries, man van Heylwich Claes Wautgers, komt vanaf 1490 in Den Bosch voor als bakker. 1) Arnt die Vries, bakker, de overgrootvader van de notaris, was getrouwd met Ermgart, dochter van Claes van Kessel. Ermgart maakte op 26 september 1414 in aanwezigheid van de notaris Arnt vanden Dijck (nr.1) en met toestemming van haar man Arnoldus dictus Vrieze, pistor, haar testament. Het testament werd opgesteld in hun woonhuis gelegen in een straatje (de Visstraat) tussen de Kraan op de Vismarkt en de Orthenstraat. Uit het testament blijkt onder meer dat Ermgart eerder getrouwd was geweest met Henric, zoon van meester Henric de schoenmaker (sutor), en dat ze van haar eerste man twee kinderen had: Henric en Gertruyt. Arnt die Vries overleed tussen 1414 en 1430 en had zelf - vermoedelijk bij Ermgart - eveneens twee kinderen: Katherijn en Roelof. Beiden worden genoemd in een akte uit 1427. Roelof, grootvader van de notaris, was eveneens bakker van beroep en overleed omstreeks 1450. Hij had bij zijn vrouw Agnes minstens vier zoons: Peter, Gerit, Henric en Arnt. Peter Roelofs die Vries komt omstreeks 1480 voor in het Bosch’ protocol. Zijn broer Gerit was bontwerker en wordt in 1472 genoemd als één van de vier dekens van de St.Jacobsbroederschap. Zijn broer Henric die Vries was kramer en trouwde met Margriet, dochter van Claes Corstiaens van Waspyck en van Heilwich. Op 7 februari 1485 droeg zijn schoonvader Claes als weduwnaar van Heilwich een huis in de Kerkstraat over aan Margriet en haar broers Jan en Arnt. De laatste twee droegen hun deel vervolgens over aan Henric die in het huis zal zijn gaan wonen. Henric en Margriet hadden minstens één zoon: Roelof. Op 15 juli 1495 verkocht deze samen met zijn vader aan een zekere Willem Mathijss van Poppel een erfcijns uit een huis en erf in de Kerkstraat geheten "die Cleyn Kerckstraet", alsook uit een huis te Gemonde en uit land te Schijndel. Rolof die Vriese woonde in 1505 nog in de wijk van de Kerkstraat. Hij wordt vanaf omstreeks 1494 genoemd als man van Jenneken Peters van Valkenborch en had bij haar vermoedelijk een zoon Jan. Een Joannes, filius Rudolphi de Vries de Buscoducis, liet zich althans op 25 februari 1530 te Leuven inschrijven als arme student van het college "het Kasteel". Arnt die Vries, vader van de notaris, was net als zijn broer Gerit bontwerker van beroep. Hij wordt als zodanig vermeld tussen 1473 en 1478. Volgens Van Sasse van Ysselt komt in 1483 ook een Aernt die Vrieze voor als "weert inden Gulden Leeuw aen die Marct". Arnt was was getrouwd met Lysbeth, dochter van Jan Arnts vanden Hove en van Lysbeth, en overleed net als zijn vrouw vóór 1493. Voor zover bekend hadden ze slechts één kind: heer Roelof. 2)
De notaris heer Roelof wordt voor het eerst vermeld op 3 juni 1493. Hij verleende toen mede namens zijn tantes Agnes en Heilwich vanden Hove, zusters in het St.Barbaraklooster op de Eikendonk in Den Dungen, een kwitantie voor alle huisgerei die zijn moeder aan hem en zijn tantes had nagelaten. Zijn moeder zal dus kort daarvóór zijn overleden. Tussen 1493 en 1501 werd heer Roelof tot priester gewijd. Zijn enige notariële akte dateert van 15 februari 1500 en werd door hem als clericus ondertekend. Het is echter niet uitgesloten dat hij toen al priester was. In de akte vermeldt hij dat hij op genoemde datum samen met enkele getuigen buiten het huis stond van Lysbeth Arnts vander Heyden, een begijn van het Groot Begijnhof die besmet was met de pest. Ze liet hem een briefje overhandigen waarin haar laatste wil was opgeschreven. In dit testament legateerde ze onder meer aan de vrouw die haar in haar ziekte bijstond "hoeren overrock die zy doen aen hadde". In 1502/03 wordt heer Roelof ook genoemd in verband met een geschil over het patronaatsrecht van de St.Severinuskapel te Blaarthem dat aan de H.Geestmeester toebehoorde maar door een zekere heer Willem Pottey werd betwist. Heer Roelof reisde toen naar Brussel om daar de H.Geestmeester door de Raad van Brabant in diens bezit van het patronaatsrecht te laten bevestigen middels een akte van mentenue. Blijkens de brieven van meester Arnt Boest (nr.57) was hij ook zijdelings betrokken bij het proces dat deze omstreeks 1508 te Leuven voerde om het rectoraat van het St.Nicolaasaltaar in de St.Jan. 3)
Heer Ro(e)loff die Vriese was in 1501 en van 1503 tot 1505 absent rector van de Mariakapel te Elshout. Op 3 juni 1505 werd hij ontvangen als kanunnik van de St.Jan, welk kanunnikaat hij behield tot aan zijn dood in 1523. In 1510 wordt hij tevens genoemd als rector van het eerste altaar van St.Jan Baptist in de kerk op het Groot Begijnhof. Mogelijk was hij reeds beneficiant van deze kerk toen hij in 1500 het testament van Lysbeth vander Heyden opmaakte. Tussen 1510 en 1516 werd heer Roelof aangesteld als rector van de Begijnenkerk. Op 3 november 1516 verkocht hij als zodanig samen met vijf beneficianten van die kerk een erfpacht aan Jan van Balen (nr.31). In 1517 deed hij afstand van het rectoraat van de Begijnenkerk die toen werd geïncorporeerd bij het St.Janskapittel. De aartsdiakenale registers noemen heer Roelof vervolgens van 1519 tot 1523 als absent rector van de parochie van Gerwen en Nuenen. Van 1519 tot 1522 komt hij bovendien voor als landdeken van Woensel. Zo verleende de aartsdiaken in 1519 aan Rodolphus die Vries, in opido de Buscoducis commorans, decanus christianitatis concilii Woencellensis, rector ecclesie parochialis de Gerwen, toestemming om zijn testament te maken. Heer Roelof overleed volgens Kievits in november 1523. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1195, fo.45v (1424/25), fo.136r (8 aug.1425), RA 1196, fo.64r (26 juli 1427), fo.177r, fo.206r (1426/27), RA 1197, fo.129v (10 sept.1426), RA 1199, fo.300v (1429), RA 1201, fo.10v (1430), fo.351v (1430/31), RA 1202, fo.170r (1431), RA 1203, fo.144r (1433), RA 1208, fo.413v (1438), RA 1211, fo.205r (1440/41), RA 1215, fo.158v (1445), RA 1259, fo.145r, fo.280r (1490), RA 1266, fo.39v (1498); Van Rooij, Het oud-archief, II 77-78 nrs.276 en 277, vgl. 65 nr.230, 220 nr.815; Bijlage II 264.19; Zie voor de familie De Vries te Veghel o.a.: Hens e.a., Mirakelen, 466-468 nr.266, vgl. 270 nr.95 (21 mei 1383, getuige in de St.Jan: heinric die Vriese, borduerwerker); Van Rooij, Het oud-archief, II 49-50 nr.169, 56 nr.195, 57 nr.198, 76 nr.272, 122 nr.447, 126 nr.464, 156 nr.576, 379 nr.1384; Bijlage II 26.13. |
2. | GAH, RA 1195, fo.211v (1424/25), RA 1197, fo.370r (13 nov.1427), RA 1199, fo.242v (1429), RA 1200, fo.312r (1429/30), RA 1201, fo.336v (1430/31), RA 1203, fo.327r, fo.344r (1432/33), RA 1215, fo.36r, fo.158v (1445), RA 1220, fo.262v (1449/50), RA 1221, fo.234r (1450/51), RA 1222, fo.101v (1451/52), RA 1223, fo.345v (1453), RA 1229, fo.136r (1459), RA 1233, fo.67r (1464), RA 1234, fo.173v-174r (1465), RA 1235, fo.169v (1465/66), RA 1239, fo.384v (1470), RA 1240, fo.2v (4 okt.1470), fo.218r, fo.334v (1470/71), RA 1241, fo.354r (1472), RA 1242, fo.45r (1473), RA 1247, fo.283v (1478), fo.337r (1477), RA 1250, fo.442v, fo.502r, fo.510r (1481), RA 1251, fo.217r, fo.235v (1481/82), RA 1254, fo.43v (7 febr.1485), fo.333v (1484/85), RA 1257, fo.486r (1488), RA 1262, fo.213r (3 juni 1493), RA 1263, fo.153v (26 mrt.1494), RA 1264, fo.56r (15 juli 1495), fo.103r (26 nov.1494), RA 1267, fo.289r (1499), vgl. Roelof Gerits die Vriese: RA 1210, fo.276r (1439/40), RA 1219, fo.350v (1448/49); Bijlage II 1.21, vgl. 173.12, 237.1, 246.16, 246.18, 313.9; GAH, OA B15 (1505/06); Schillings, Matricule, IV 34 nr.104; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 481, vgl. I 366, III 156, 248; Vgl.: Van Rooij, Het oud-archief, I 276 nr.3427. |
3. | GAH, RA 1262, fo.213r (3 juni 1493); Bijlage II 412.1 (in dorso staat m.b.t. enkele retroacta: "dese brieven vanden misrenten vanden drie missen voerscreven zyn in een does te samen by dese testamente in arciviis opten Grooten Beghijnhoff"); GAH, IVR 416 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1502/03; APB, St.Jan II, brieven van Boest. |
4. | Van der Velden, "Beknopte geschiedenis", 166; AAB II, hs. Kievits, p.22; Schutjes, Geschiedenis, III 8, IV 248, 368; Frenken, Memoriaal, 34, 38; Bijlage II 134.9; APB, St.Jan II, kwitantie d.d. 17 febr.1508 (n.s.) van "Ick, Roeloff die Vries, presbiter, canonick"; Brom, Archivalia, I 671 nr.1916; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 217, II 26, 263; Bijsterveld, Laverend, II 659 nr.2663. |